2.3 Omtrek en oppervlakte cirkels
Hoofdstuk 2 - OppervlakteIn deze paragraaf leer je hoe je de omtrek en oppervlakte van een cirkel moet berekenen.
Om de omtrek en oppervlakte van een cirkel te kunnen berekenen moet je ten eerste goed de eigenschappen van een cirkel kennen. Je moet weten wat de straal en diameter zijn. Ook moet je weten dat de straal altijd de helft van de diameter is (of de diameter het dubbele van de straal). Daarnaast wordt ook het getal pi geïntroduceerd. Dit getal schrijf je als een letter maar is ongeveer 3,14. Let op: je hebt hier een speciaal knopje voor op je rekenmachine.
De twee formules die je uit je hoofd moet kennen zijn:
– omtrek cirkel = diameter x pi
– oppervlakte cirkel = r x r x pi (straal kwadraat x pi)
Kijk het filmpje hieronder om te leren hoe je deze formules toepast.